maandag 3 juni 2013

Alphense boys vooruit!

Het is de dag na de kloppartij bij de wedstrijd Alphense Boys-Haaglandia. Alle media hebben inmiddels hetzelfde bericht in twintigvoud gekopieerd en de reacties liegen er niet om. Op steeds hogere toon vinden we het schandalig en vallen we over elkaar heen in onze ongeremde verontwaardiging.

Het voordeel van steeds snellere berichtgeving is ook haar nadeel: Wie in zijn eerste opwelling reageert loopt het risico een hogere toon aan te slaan dan wanneer hij even achterover leunt en de zaken in perspectief zet. We leven in een samenleving waar de impact van elke gebeurtenis even groot is, tot het volgende nieuwsfeit zich aandient.

Het was gisteren geen zwarte dag voor Alphense Boys. Evenmin was er een drama gaande, en zeker geen historische gebeurtenis. Er waren wat heethoofden, waarbij de vlam in de hersenpan sloeg en daarna een vechtpartij met een handvol gewonden en arrestaties. Heel erg vervelend, maar het zal de geschiedenisboekjes niet halen. Het bestuur van Alphense Boys mag nog met wat bossen bloemen naar het hospitaal en daarmee kunnen we dit boek sluiten.

Geweld rond het sportveld is van alle tijden. Zolang voetbal een volkssport is waar jonge mannen hun opgekropte emoties botvieren zal dat ook zo blijven. In een samenleving waar de primaire mannelijke gevoelens worden onderdrukt blijven we zoeken naar een manier om onze primitieve behoefte tot jacht en strijd te uiten. Sport is daarvoor een prima substituut.

Paintball, voetbal en hockey: Het zijn allemaal goede manieren om van ons overschot aan testosteron af te komen, als deelnemer of als toeschouwer. Een voetballer die het veld betreedt moet toch ergens zijn motivatie vandaan halen om de tegenstander te verslaan. De sfeer in een voetbalstadion wordt voor een groot gedeelte bepaald doordat fans van beide clubs elkaar toeschreeuwen. Niemand komt kijken naar een elftal dat zijn best niet doet.

Kunnen de clubs dan helemaal niets doen aan die opstootjes? Zeker wel. Trainers en begeleiders zijn bij uitstek geschikt om de lijn te trekken tussen sportief de degens kruisen en elkaar afrossen. Dat gaat ze over het algemeen goed af: Er zijn meer dan één miljoen mensen lid van de KNVB en er gaan slechts enkele tientallen per weekend met elkaar op de vuist.

Voor zover er een probleem is, moet het door de clubs en toeschouwers zelf ter hand worden genomen. We leven in een samenleving waar het “aanspreken op fout gedrag” aan de overheid is gedelegeerd en durven zelf vaak te weinig tegen elkaar te zeggen. Dat is voor verbetering vatbaar. Als een speler of toeschouwer over de schreef gaat moet hij worden aangesproken, bij voorkeur door iemand van zijn eigen partij. Daarna sluiten we ons weer aan bij die overgrote meerderheid van toeschouwers die goed weet dat de wedstrijd duurt tot het fluitsignaal en daarna verbroederd weer naar huis gaan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten